Hostname: page-component-586b7cd67f-t7fkt Total loading time: 0 Render date: 2024-11-28T05:36:07.774Z Has data issue: false hasContentIssue false

De nieuwe Investeringswet van Indonesie*

Published online by Cambridge University Press:  21 May 2009

Gouwgioksiong
Affiliation:
Hoogleraar aan deUniversiteit van IndonesiëHoogleraar aan de Militaire Rechtsacademie en aan de Politie-Academie te Djakarta Lid van het Natianaal Instituut voor Rechtsvernieuwing in Indonesië Gast-hoogleraar aan de gemeentelijke Universiteit van Amsterdam
Get access

Summary

On January 10, 1967, the Government of the Republic of Indonesia enacted a new law on the investment of foreign capital (Law no. 1 of 1967). The former act on foreign investment of 1958 no. 78 has been withdrawn during the period of the “old order”. In the sphere of the “new order” now prevailing in Indonesia it is desirable to attract foreign capital in order to speed up the Indonesian economic development. For this purpose it is necessary to make clear provisions so that the foreign investors would have certainty about their position.

The foreign investment is to be realised in the juridical form of an enterprise, which is a body corporate according to the law of Indonesia and having its domicile within the territory of Indonesia. This is in accordance with the provisions of the Basic Agrarian Law 1964 concerning the requirements for foreign enterprises to obtain certain new rights on land.

Important is the stipulation that as a rule no nationalisation measures would be undertaken on the new investments. Expropriation is only possible in exceptional cases, when by Act it is declared that such measures are required for the State's interest. In that case compensation would be effected, the amount and ways of payments should be approved by the two parties. It ought to be effected in compliance with the principles of international law.

The Law further deals with special facilities granted to the foreign capital enterprise such as relief on taxes and other levies (tax holiday). Special attention was given to the cooperation of foreign and national capital (joint venture), which in the Government's opinion should be encouraged.

The Law also provides for an authentic interpretation of what is meant by the conception “foreign capital investment” and gives a specification of the fields of operation open to foreign capital.

Type
Articles
Copyright
Copyright © T.M.C. Asser Press 1967

Access options

Get access to the full version of this content by using one of the access options below. (Log in options will check for institutional or personal access. Content may require purchase if you do not have access.)

References

1 Zie bijlage in Engelse vertaling, Memorie van toelichting in Tambahan Lembaran Negara (TLN), Bijblad, no. 2818.

2 Memorie van Toelichting in TLN no. 1725; Gewijzigd bij Wet no. 15, L.N. 1960 no. 42.

Reeds voor de totstandkoming van deze wet, werd in 1955 de basisgedachten t.o.v. investering van buitenlands kapitaal in Indonesië in een Statement van 8–12–1955 naar voren gebracht. De principes neergelegd in de wet no. 78 van 1958 komen in hoofdzaak overeen met de Statement van 1955, Zie hiervoor Gouwgioksiong, The legal status of foreigners in Indonesia, Djakarta (1963), 73 e.v.

3 Bij Wet no. 16 van 1965, L.N. 1965 no. 2775. In de considerans werd o.a. naar voren gebracht “dat investering van buitenlands kapitaal uiteindelijk gericht is op het verkrijgen van zoveel mogelijk winst, als zodanig een voortdurende exploitatie betekent van het Indonesische volk en daarom een belemmering vormt voor de Indonesische Revolutie n.1. de voltooiing van de nationaal democratische phase tot verwezenlijking van het Indonesisch socialisme gebaseerd op de Pantja Sila” (De “Vijf zuilen van de Indonesische Staatsfilosofie”).

4 I.p.v. investering van vreemd kapitaal, zocht men heil in de z.g. “production sharing”, d.i. het verlenen van crediet voor bepaalde projecten met terugbetaling in de vorm van producten afkomstig van het bedrijf, die het crediet heeft ontvangen. In de practijk is de “production sharing” niet aantrekkelijk gebleken voor het buitenlandse kapitaal.

5 “Ampera” is een afkorting van “Amanat Penderitaan RakjatGoogle Scholar (Boodschap van de nood van het volk).

6 Dit is anders onder het systeem van de z.g. production sharing genoemd in noot 4. Daar heeft de buitenlandse kapitaal-verschaffer aanspraak op terugbetaling van wat hij op crediet heeft gelverd. Hij heeft ook geen zeggenschap in de management van het bedrijf in Indonesië. De eigendom van de door hem geleverde goederen gaat direct over op de Indonesische partij in de overeenkomst, zelfs voordat algehele terugbetaling is geschiedt.

7 Onder de thans in Indonesië geldende Deviezenwet 1964, van kracht sinds 28–12–1964 (Wet no. 32 van 1964, L.N. 1964 no. 131), is het systeem gevolgd dat alleen een bepaald gedeelte van de opbrengst van de export teruggestort moet worden aan het Deviezenfonds en als zodanig tot “deviezen van de Staat” wordt gerekend. Voor een korte uitleg en collectie van de nieuwe Deviezen regelingen voor Indonesië zie “Penuntun Pengetahuan Devisa” Handleiding tot de kennis van het deviezenwezen, Djakarta, (1966)Google Scholar uitgave van het Generaal Directoraat voor Douane en accijnzen.

8 In navolging van Eggens, anders dan de in Nederland gevolgde leer.

9 De coöperatieve Vereniging volgens L.N. 1958 no. 39 (zoals nader gewijzigd), hoewel rechtspersoonlijkheid bezittend, leent zieh niet goed hiervoor en is bovendien beperkt tot Indonesische Staatburgers.

10 Vgl. Soekardono, , Hukum Dagang IndonesiaGoogle Scholar (handelsrecht van Indonesië), I, eerste stuk, Djakarta, (1956)Google Scholar; Prodjodikoro, Wirjono, Rantjangan Undang2 Hukum PerdjandjianGoogle Scholar (Ontwerp Overeenkomstenrecht), in “Hukum dan Masjarakat” (Recht en Maatschappij), Orgaan van de Indonesische Juristenvereniging, Congresnummer I (1961), Djakarta, , 138Google Scholar; Kollewijn, R.D., Enige opmerkingen over de gelding van het Indonesische Wetboek van Koophandel na de Souvereiniteitsoverdracht, in “Rechtsgeleerd Magazijn” 1952 afl. 6, Jubileumnummer Cleveringa, ook opgenomen in “Intergentiel recht”. Verzamelde Opstellen over Intergentiel Privaatrecht, 's Graven-hage-Bandung (1955), 230Google Scholar; Lev, D. S., The lady and the banyan-tree, civil-law change in Indonesia XIV American journal of comparative Law (AJCL) (1965), 303 e.v.Google Scholar

11 Gebaseerd op art. 131 Indische Staatsregeling (I.S.).

12 L.N. 1960 no. 104.

13 De nieuwe rechten op de grond zijn gebaseerd op een “bijzonder soort adatrecht”, d.i. een adatrecht dat voldoet aan de moderne eisen van het internationaal verkeer, niet in strijd is met de hogere principes van de Staat, niet feodaal is, niet anti-religieus is en niet in strijd met de beginselen vervat in de Basis Agrarische Wet en de andere agrarische regelingen uitgevaardigd door de overheid. Zie art. 5 Basis Agrarische Wet. Vgl. voor een meer gedetaileerd kommentaar Gouwgioksiong, Tafsiran Undang2 Pokok Agraria (Interpretatie van de Basis Agrarische Wet), Djakarta, (2e druk, 1963), 17 e.v.Google Scholar

14 De artikelen m.b.t. rechten op de grand vervat in boek II van het B.W. zijn vervallen verklaard door de Basis Agrarische Wet, met uitzondering van de artikelen over hypotheek.

15 Dit blijkt o.a. uit de vragen door de Nederlandse ondernemers gesteld aan de Indonesische Ambassade te Den Haag i.v.m. de nieuwe grondrechten waarnaar door de nieuwe investeringswet wordt verwezen.

16 Afhankelijk van de eisen van de betrokken cultures.

17 Zie de Memorie van Toelichting op genoemd artikel.

18 Wat de mijnbouw betreft, deze zal slechts mogelijk zijn voor deelneming van het buitenlands kapitaal in samenwerking met de Indonesische regering (art. 8 IW). Olie wordt bijv. nu reeds ontgonnen door buitenlandse maatschappijen op grond van een z.g. “Kontrak karya” (werkcontract).

19 Zie o.a. de Instructie van het Presidium van het Ampera Kabinet no. o6/EK/IN 1/1967 van 27–1–1967 (Bijlage III).