Hostname: page-component-586b7cd67f-l7hp2 Total loading time: 0 Render date: 2024-11-28T08:01:23.674Z Has data issue: false hasContentIssue false

De Engelse “Trust” en het Nederlands Internationaal Privaatrecht

Published online by Cambridge University Press:  21 May 2009

Get access

Extract

1. How must an English trust be looked at under the rules of Netherlands conflict of laws? In the Netherlands there are no statutary provisions, hardly any opinion of a learned author and only one decision of the Supreme Court (in a tax case) having a direct bearing upon this question. However, in a short article like the following one only the main questions which may arise can be summary treated.

2. Formal requirements. If a trust has been created in England either by a domiciled or not domiciled Englishman, or by an alien the rule locus regit actum will be applicable. In case of a trust created elsewhere under a Will and either by a domiciled or not domiciled Englishman or by somebody who is not an Englisman, under the rules of Netherlands conflict of laws a Netherlands Court will be authorized to apply either the rule locus regit actum or English law. An exception has to be made however in so far as article 992 of the Netherlands civil code applies to Wills made by persons of the Netherlands nationality.

As to deeds the rule locus regit actum will be applicable, but if in the deed English law has been declared applicable, a Netherlands Court will also be free to apply English law.

If a deed containing the provision that English law shall be applied has been executed in England by one of the undersigned only, a Netherlands court will be bound under Netherlands conflict of laws to decide according to English law.

3. Capacity. Under the rules of Netherlands conflict of laws matters regarding capacity will have to be decided according to the laws of the nationality of the acting party. But a person of Netherlands nationality, acting in the Netherlands will be free to create a trust under English law, restrictions only to be made as to the requirements for the transfer of movables and immovables, as to “legitimate portions” of heirs-at law and as to the rules regarding fideicommissa.

4. Other requirements. As to the essential conditions for a trust created under English law, the said law only will be decisive; domicil or nationality of the settlor, situs of the trustfund and the place of the trust-administration will not considered to be relevant.

5. Not a contract. In my opinion it would be wrong to consider that a trust created by deed is a form of contract under the rules of Netherlands conflict of laws, the act of creating a trust and the agreement of the trustee(s) being “unilateral” acts. The main feature of a trust is the appropriation of some property to some object for a definite end.

6. Legal and equitable ownerships. As Netherlands law does not know of “dual ownership” the most difficult question under Netherlands conflict of laws is who is to be considered the “owner”, — in the Netherlands sense of the term —, the trustee(s) or the beneficiary. Courts decisions and opinions of learned authors are scarce and contradictory and I do not know of any authority dealing with all relevant aspects of the problem.

I came to the conclusion that, in an express trust, the trustee is to be considered a fiduciary owner, the beneficiaries having a ius in rem as to the trustfund.

In a simple, bare or passive trust however the trustee will be treated, under the rules of Netherlands conflict of laws as an administrator. In a charity the trustee will be regarded as a “qualified” owner under the duties put upon him in the trust instrument.

In the case which came before the Supreme Court the only holding was that a beneficiary having a life interest was not an “owner” under the Netherlands Tax on Property Act, but nothing was decided about the rights of the trustees or of other beneficiaries (having contingent or remote contingent interests).

7. Ordre public. Certain rules of Netherlands municipal law relating to the transfer of immovables, fideicommissa or “legitimate portions” of heirs-at-law can have the effect that, by way of principles of “ordre public” (public policy) the applicability of English law will be limited to some extent.

Type
Research Article
Copyright
Copyright © T.M.C. Asser Press 1962

Access options

Get access to the full version of this content by using one of the access options below. (Log in options will check for institutional or personal access. Content may require purchase if you do not have access.)

References

1. Winkel, D. te, Trustverhoudingen, prft. Leiden, 1914Google Scholar; W. Roosegaarde Bisschop en D. te Winkel, De trustee en het burgerlijk recht, praeadviezen Broederschap candidaat-notarissen, 1927Google Scholar; Meijers, W.P.N.R. 2929 (Verz. Opst. III, blz. 182 vlgg.), W.P.N.R. 3495 en W.P.N.R. 4035 (beantwoording rechtsvraag); Zeylemaker, Bewindvoerders, Trustees en vertegenwoordigers, 1949Google Scholar; C. A. Uniken Venema, Trustrecht en bewind, prft. Groningen, 1954Google Scholar (besproken door Kisch, W.P.N.R. 4461), voorts in W.P.N.R. 4395 en 4396 en in zijn praeadvies, – met Buining als mede-praeadviseur -, N.J.V., 1956Google Scholar; de Grooth, , praeadvies Broederschap notarissen, 1955, blz. 50, 55, 56, 57 enGoogle Scholar, uitvoerig, , R.M.-Themis, 1956, blz. 241Google Scholar vlgg. Over Nederlandse “trustees” nog: Booy, P. M., Trustees bij geldleningen, prft. Leiden, 1935Google Scholar, Zeylemaker, R.M.-Themis, 1949, blz. 365 vlgg.Google Scholar; Van der Grinten, W.P.N.R. 3737 vlgg.; Van Hall en Houwing, praeadviezen Broederschap notarissen, 1952Google Scholar; Asser-Scholten-Van der Grinten (1959), blz. 69 vlgg.Google Scholar

2. In zoverre is mij dan ook niet geheel duidelijk de opmerking van Kisch, , W.P.N.R. 4461, blz. 410, linkerkolom, alinea 3.Google Scholar

3. Blz. 631–633, 712 en 780.

4. I.P.R. (1953). blz. 207/208.Google Scholar

5. H.R. (belastingkamer), 24 november 1954; 1956 – 325; B.N.B. 1955 – 7 (noot Hellema). Verder is er, niet gepubliceerd, Rb. Utrecht, 5 mei 1956, bevestigd door Hof Amsterdam, 18 maart 1960. Aan de beslissing in prima werkte ik mede als rechter-plaatsvervanger en ik kan mij daarover dus niet verder uitlaten.

6. Zie daarvoor de talrijke bocken over Equity, waarvan ik slechts noem het klassieke werk van Maitland (4th. ed.) en, voor den tegenwoordigen stand van zaken, Hanbury, , Modern Equity, 7th. ed., 1957.Google Scholar Voorzover men zieh “in Court”, behalve op de cases, op litteratuur beroept, is daar, voorzover mij bekend, naast den klassieken Lewin, allereerst geaccepteerd: Underhill's Law of Trusts and Trustees, thans 11th. ed., 1959.Google Scholar Bijzonder helder: Keeton, G. W., The Law of Trusts, 7th. ed., 1956.Google Scholar Zie ook diens Introduction to Equity, 5th. ed., 1960 en bundel, zijnCases on Equity and Trusts, 1958.Google Scholar Zie ook Jowitt, , Dictionary of English Law, II (1959)Google Scholar, in voce “Trusts”.

Voor een beschrijving van het trustrecht, ook het Amerikaanse, gezien door continentale ogen, blijft ongewoon helder en leerzaam Lepaulle, Pierre, Traité théorique et pratique des trusts (1932)Google Scholar, die ook een hoofdstuk aan het internationaal privaatrecht wijdt en door Keeton, Trusts, bijv. op blz. 4 en 7, met ere wordt genoemd. Zie ook Kohlmann, Trusts, in Das Zivilrecht Englands, 1931.Google Scholar Zie voor Nederlandse litteratuur noot 1.

7. Zie noot 1.

8. Bijv. in Louisiana, Provincie Quebec, Panama, Mexico, Porto Rico, Lichtenstein.

9. H.R., 2 april 1942; 1942 – 468; verg. H.R., 21 november 1952; 1953 — 574 (Ph. A.N.H.); zie ook noot 10.

10. H.R., 27 juni 1958; 1958 — 393.

11. Zie noot 10.

12. Als verstaan in H.R., 13 februari 1953; 1953 — 579 (Ph. A.N.H.).

13. Ik volsta met een verwijzing naar Underhill, t.a.p., blz. 104 en Keeton, t.a.p., blz. 50 vlgg.

14. Zie hierna, onder no. 15.

15. Zie hierna, onder nos. 8 vlgg.

16. In denzelfden zin Kosters, t.a.p., blz. 631 en, voorhet Franse I.P.R., Lepaulle, t.a.p., blz. 428–432. Zie voor vragen van ordre public hierna, onder no. 15.

17. Zie ook hierna, onder no. 16.

18. Een kort en helder overzicht bij Lepaulle, t.a.p., blz. 407 vlgg.

19. Zie hierna, onder no. 15.

20. Wederom volsta ik met een verwijzing naar Underhill, t.a.p., Chapt. II en III en Keeton, t.a.p., chapt. V en VI.

21. Underhill, t.a.p., blz. 5 en Keeton, , t.a.p., blz. 58.Google Scholar

22. R.M.-Themis, t.a.p.; zie noot 1.

23. Keeton, , t.a.p., blz. 3.Google Scholar

24. In gelijken zin de Fransman Lepaulle, t.a.p., blz. 23 vlgg. et passim, (merkwaardigerwijs) gevolgd door den Engelsman Keeton, , t.a.p., blz. 7.Google Scholar

25. Underhill, t.a.p., blz. 12/13; Keeton, , t.a.p., blz. 30.Google Scholar

26. T.a.p., blz. 631/632.

27. T.a.p., blz. 207/208.

28. Verg. Underhill, t.a.p., blz. 11.

29. Zie noot 1.

30. Lepaulle bestrijdt in zijn boek, — zie noot 1 — doorlopend, en m.i. terecht, de enkele beslissingen van Franse rechters, waarin het bestaan van een “mandat” werd aangenomen.

31. T.a.p., blz. 56/57.Google Scholar

32. T.a.p., blz. 278.Google Scholar

33. Waarover te onzent uitvoerig de Grooth, R.M.-Themis, t.a.p.

34. Hanbury, , Modem Equity, blz. 98.Google Scholar

35. Aldus ook, helder, Uniken Venema, prft., t.a.p., blz. 204 vlgg.Google Scholar

36. Zie noot 1.

37. W.P.N.R. 4461, blz. 410Google Scholar, tweede kolom.

38. R.M.-Themis, t.a.p., blz. 273.Google Scholar

38a. Voor het Franse anders, I. P. R.: Lepaulle, t.a.p., blz. 425.Google Scholar

39. Deze laatste clausule is gebruikelijk, mede met het oog op de Rule against Perpetuities: zie daaromtrent ook hierna, onder no. 16 en noot 45.

40. Wie dit een vreemden, “Engelsen” gedachtengang mocht vinden, bedenke, dat naar ons eigen recht ook een zeventig-jarige vrouw 300 dagen zal moeten wachten, voordat zij na echtscheiding hertrouwen kan.

41. Zie noot 5.

42. Kosters, Aldus, t.a.p., blz. 780.Google Scholar

43. Verg. Van Brakel, t.a.p., blz. 216 en 207.

44. Kosters, Aldus, t.a.p., blz. 631.Google Scholar

45. Bij mijn weten is de eerste monographie in zake de Rule in haar huidigen vorm die van Gray; de nieuwste die van J.H.C. Morris en Barton, W. Leach, 1956.Google Scholar