Hostname: page-component-586b7cd67f-vdxz6 Total loading time: 0 Render date: 2024-11-30T23:52:59.396Z Has data issue: false hasContentIssue false

Het Haagse Voogdijverdrag voor het Internationale Hof van Justitie*)

Published online by Cambridge University Press:  21 May 2009

Get access

Extract

Marie Elisabeth Boll is in 1945 in Norrköping (Zweden) geboren. Haar vader is een Nederlander, haar in 1953 overleden moeder was van geboorte Zweedse. Door haar huwelijk met een Nederlander had de moeder de Nederlandse nationaliteit verworven, maar volgens de toentertijd geldende Zweedse nationaliteitswet van 1924 had zij de Zweedse nationaliteit behouden, daar zij bij de huwelijksvoltrekking in Zweden woonde en daarna was blijven wonen. De moeder bezat dus een dubbele nationaliteit. Het kind, (Marie) Elisabeth, verkreeg met de geboorte alleen de Nederlandse nationaliteit. Ook onder de nieuwe Zweedse wet op de nationaliteit van 1950 zou Elisabeth niet de Zweedse nationaliteit hebben verkregen.

Type
Articles
Copyright
Copyright © T.M.C. Asser Press 1959

Access options

Get access to the full version of this content by using one of the access options below. (Log in options will check for institutional or personal access. Content may require purchase if you do not have access.)

References

1. Asser-Scholten-Wiarda, , Nederlands Burgerlijk Recht, deel I, p. 661.Google Scholar

2. Walker, , Internationales Privatrecht (1922), p. 743.Google Scholar

3. Actes 1894, p. 92/93, 112Google Scholar; Actes 1900, p. 103.Google Scholar

4. Pillet, A., Traité pratique de droit international privé, I, p. 665.Google Scholar

5. Op cit., p. 659.Google Scholar

6. “La réglementation de l'ordre public sur le terrain des traités diplomatiques”, Rev. de dr. int. privé, 1928, p. 149 e.v., 162Google Scholar. In dezelfde zin reeds Kahn, Abhandlungen, p. I, p. 183/184Google Scholar.

7. De rechter Percy Spender komt in zijn afzonderlijk oordeel tot de conclusie, dat een beroep op publiek recht of op de exceptie van openbare orde legen het verdrag in nooit geoorloofd is. Het bewijs, dat een verdrag impliciet een beroep op de openbare orde toestaat, moet volgens hem wel héél sterk zijn om dit te kunnen aanvaarden (p. 120 e.V., p. 128/129).

8. In het verdrag Staat: “… les mesures nécessaires … pourront être prises”. In het Slot-Protocol van de Zitting van 1900 (Actes, p. 243Google Scholar) stond echter: “seront prises”. Het is een van de, naar ik meen, zeldzame gevallen, dat in een ontwerp-verdrag, na de conferentie waarop het werd vastgesteld, nog éénzijdig een materieel-belangrijke verandering werd aangebracht, zij het ook, dat die verandering volkomen in overeenstemming was met de op de zitting gebleken bedoeling der verdragspartijen: Actes p. 104Google Scholar en 106 (vgl. Klein, A., Het Haagsche Voogdijverdrag, p. 7Google Scholar).

9. De b.v. door Batiffol gebruikte uitdrukking “Intervention de l'ordre public à l'encontré des traités” (Traité élémentaire, no. 364, p. 418Google Scholar) is dubbelzinnig. Zij kan zowel de vraag betreffen of een beroep op de openbare orde mogelijk is, terwijl het verdrag een dergelijk beroep uitsluit (een vraag, die door Lauterpacht voor een internationale rechter ontkennend wordt beantwoord), als de vraag of en in hoeverre een door het verdrag niet uitgesloten, maar ook niet uit-drukkelijk toegestaan beroep op de openbare orde mogelijk is, waardoor de gave toepassing van de verdragsregels, die zonder dat beroep zouden gelden, wordt verhinderd.

10. Arminjon, , Précis de dr. int. pr. I, 1947, p. 246Google Scholar; Batiffol, , Traité, derde druk (1959), no. 364, p. 418Google Scholar; Plaisant, R., Les règles de conflit de lois dans les traités (1946), p. 93.Google Scholar

11. Kahn, , Abhandlungen II, p. 260Google Scholar, ook geciteerd door Frank Vischer, Die rechtsvergleichenden Tatbestände im internationalen Privatrecht (1953), p. 117.Google Scholar Zie ook o.a. Arthur Nussbaum, Deutsches Internationales Privatrecht, p. 70Google Scholar; Walker, , Internationales Privatrecht, 2de druk (1922), p. 774Google Scholar; Melchior, , Grundlagen, p. 358Google Scholar e.v. (vgl. “Reply” van Nederland, p. 10).Google Scholar

12. Tribunal fédéral, 6 décember 1917, Bellemans, Kosters et, Les Conventions de la Haye (1921), p. 697/698.Google Scholar

13. Lewald, Hans, Das Deutsche Internationale Privatrecht (1930), p. 28.Google ScholarIdemLewald, in Répertoire de droit international, vol. 7, p. 307/308Google Scholar, door Lauterpacht geciteerd op p. 96; Staudinger-Raape, VI, p. 822Google Scholar, Soergel-Kegel, IV (1955) p. 30.Google Scholar

14. Het boven geciteerde arrest van het Zwitserse Federale Hof.

15. Het volgende besluit kwam tot stand: “La Huitième Session institue une Commission spéciale chargée de reviser la convention du 12 juin 1902 sur la tutelle des mineurs, soit sur la base des modifications proposées en 1928, soit en tenant compte de tout élément nouveau survenu après la Sixième Session”. (Actes 1956, p. 357).Google Scholar

16. Walker, , Internationales Privatrecht (1922) p. 775.Google Scholar

17. Opzeggingsbrief dd. 11 december 1958 van Zweden aan de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken.

18. Rapport de la IVième Commission sur la tutelle, waarvan Annerstedt voor Zweden lid was (Actes, 1894, p. 112).Google Scholar

19. In 1911 drongen reeds Meili en Mamelok, die toen de verwachting koester-den, dat de voogdijconventie even spoedig als het rechtsvorderingsverdrag zou worden herzien, hierop aan. Zij stelden elf punten van revisie op; onder nr. 10 noemden zij: “Schaffung eines raschen, einheitlichen und direkten Verkehrs der Vormundschaftsbehörden untereinander” (op. cit., p. 314).